Een eeuw Hollands Glorie

De eerste echte Hollandse motorfiets had 1 pk en stond te kijk op de tentoonstelling van de Rijwiel Industrie te Amsterdam, de voorloper van de MotoRai. Ongeveer 80 fabrikanten hebben sindsdien hun geluk beproefd. Een enkeling met succes. Het is uiteindelijk aan de eenvoudige Spartamet te danken dat de vaderlandse historie van gemotoriseerde tweewielers de eeuw heeft volgemaakt.
De Nederlandse motorfabrikanten hadden hetzelfde probleem als Fokker, Daf en Philips. De Hollander loopt niet warm voor een product van eigen bodem. Alles dat van ver komt is beter, mooier en lekkerder. In de donkere spelonken van het hoofd is de Hollander altijd de zeevaarder uit de 17e eeuw gebleven.
Toch hebben tientallen ondernemers serieus geprobeerd een motormerk van de grond te krijgen. Soms met redelijk succes. Dat er van al die geslaagde en mislukte pogingen nog zoveel te zien was op de afgelopen MotoRai, is de verdienste van vroegere liefhebbers, die bijtijds in de gaten hadden dat er op rommelzolders en in schuurtjes een stukje Nederlandse historie lag weg te roesten. Inmiddels is de belangstelling voor oude motoren, brommers en scooters enorm toegenomen. De jongens en de meiden die vroeger op een Eysink, Sparta of Hulsmann hebben gereden zijn in de leeftijd gekomen dat de nostalgie toeslaat. Bovendien hebben ze tijd en geld om de melancholische gevoelens in een hobby om te zetten. Dat geldt overigens ook voor de merken uit het buitenland.
"Tot enkele jaren geleden kreeg je nog wel eens motoren en brommers gratis aangeboden, als je hem maar kwam ophalen", zegt Hans van Dissel van de Stichting Historische Motor Documentatie. "Nu worden er dikke pakken geld voor betaald. Tienduizend gulden voor een goede Royal Nord is geen uitzondering. Het is gekkenwerk maar het gebeurt. En als de nieuwe eigenaar elke dag eventjes met warme gevoelens naar zijn klassieke motor kijkt, dan heeft bij nog gelijk ook".

Voorbeeld van een Nederlandse motor: Vulkaan uit 1914

De tentoonstelling Hollands Fabrikaat, die te zien was op de afgelopen MotoRai, bestaat voor een groot deel uit motoren, brommers en scooters van particulieren. Ze geven een beeld van 100 jaar gemotoriseerde tweewielers van Nederlandse bodem. Tevens zijn er binnen- en buitenlandse sportmachines bijeen gebracht waarop Nederlandse coureurs zoals de 125 cc Eysink crosser van Simon Schram, de Laverda SFC van Hans Hutten en de Triumph speedway-motor van Jaap Iesbers.
De Nederlandse motorhistorie is een optocht van namen die alleen nog in de herinnering glanzen zoals Gruno, De Hinde, Eysink, Otten, Vulkaan, Sparta, Cyrus, Kaptein en Hulsmann. Sommige fabrikanten hebben slechts een handvol motoren gebouwd. Zeker in de beginjaren probeerden tal van ondernemers een motorfabriekje te beginnen.
Meestal was alleen het rijwielgedeelte van Nederlandse origine, het motortje kwam dan uit bijvoorbeeld Duitsland of Frankrijk. Altena uit Haarlem was rond de eeuwwisseling de eerste fabrikant die het Hollandse rijwielgedeelte van een Hollandse viertakt motortje voorzag. De 2-pk sterke Altena's reden in 1904 zelfs mee in de 1300 km lange betrouwbaarheidsrit Parijs-Bordeaux-Parijs. Slechts 26 van de 60 deelnemers haalden de eindstreep, waaronder een Altena. Dit resulteerde in een fraai reclameversje:

Kent gij het reeds, dat motorrijwiel van Hollands Fabrikaat,
Dat klopte Franschman, Belg en Pruis, dat is toch wel kordaat!
Hollanders, laat nu toch ook blijken, Vaderlandschlievendheid,
Gij laat ieder Uw rug bekijken, als gij dat wiel berijdt.

Maar de roem van Altena was na een paar jaar alweer verdwenen. In 1906 werd de productie gestaakt.
Toen Altena van het toneel verdween, namen merken als Simplex en Eysink het over. Na de magere jaren 20 kwamen de boeiende jaren 30, want vanwege de crisis kwam er behoefte aan voordelig vervoer. Bovendien werden motorrijwielen, die minder dan 60 kilo wogen, vrijgesteld van belasting. Vooral fietsfabrikanten probeerden een graantje mee te pikken door hun fietsen van een hulpmotor te voorzien. In 1940 was de pret voorbij. Je kunt niet zeggen dat de Nederlandse motorindustrie een grote bijdrage heeft geleverd aan de wereldwijde ontwikkeling van de motorfiets, hoewel er best leuke vindingen bij waren. Een super sterk tweetaktje van Lucas Steenbergen, de motorconstructies van Joop Carly en de krukasloze rotatiemotor van Leo Kagie. Als we heel eerlijk zijn dan bouwden de buitenlanders motoren die net even mooier, steviger en vaak goedkoper waren dan de Nederlandse. Je moest wel heel erg vaderlandslievend zijn om zo'n motorfiets te kopen.

Voorbeeld van een jaren-50 advertentie

Toenemende welvaart en de komst van betaalbare auto's maakten eind jaren 50 een einde aan de serieuze motorindustrie. De fabrikanten van brommers deden echter wel goede zaken omdat de jeugd mobiel werd. Het Berini eitje is voor veel 50+ een bekend fenomeen. Maar in de jaren 60 en 70 kwam daar ook de klad in omdat de Hollander opnieuw koos voor de brommers en scooters die uit het buitenland kwamen.
Merken als Puch en Vespa maakten wat de jeugd mooi vond. Succesjes waren er nog even voor Jamathi en van Veen, waarna het heel stil werd rond de gemotoriseerde tweewieler van Nederlandse bodem. Het is uiteindelijk aan de Spartamet te danken dat het 100 jarig jubileum is gehaald.

Voor U gelezen in het AD van 16-10-1999

Informatie:

Stichting Historische Motor Documentatie
Snelliusstraat 11
2517 RG Den Haag
070-3650860
e-mail: motorhmr@xs4all.nl
website: www.motorrijwiel.nu

 

Naar boven   -   Terug naar vorige pagina   -   Home