Continental Circus - deel 5: De Japanners komen
Tijdens de Isle of Man TT van 1959 stond voor het eerst een team van Honda aan de start. Het jaar daarop kwamen zij op volle sterkte terug, al snel gevolgd door teams van Yamaha en Suzuki.

Ontegenzeggelijk bliezen de Japanners nieuw leven in het Grand Prix racen. Neveneffect was dat er ook op sportief vlak het een en ander ging veranderen. De Japanners begonnen stevig te investeren in ervaren Europese rijders. Mede door hun contracten met benzinemaatschappijen en motor-toeleveranciers konden zij lucratieve contracten aanbieden.
In 1960 kwam er een nieuwe ster bij in het Continental Circus: Hugh Anderson.

Hij won zijn debuutrace in Madrid op Norton. Zodoende kreeg hij voor de TT een hagelnieuwe AJS 7R aangeboden door de importeur voor Nieuw-Zeeland. Op deze machine haalde hij diverse podiumplekken in 1960. Jammer genoeg voor de privé‑rijders in de 350cc kwamen er nu ook rijders uit het Oostblok deel uit maken van het Continental Circus. Op hun Jawa's deden fabrieksrijders Gustav Havel en František Št'astný hun best om de Nortons en AJS‑en van de winst af te houden.

Zo won Št'astný op het circuit van Brno zowel de 250 als de 350cc klasse en op de Salzburgring de 350cc. Daarnaast haalde hij ook nog 2e plaatsen achter Gary Hocking in de GP van Frankrijk en Italië, om zodoende als 4e in het wereldkampioenschap te eindigen.

In 1960 ging echter niet alles even soepel. Zo was er in Mettet een dodelijk ongeval doordat Dave Chadwick in contact kwam met achterblijver Bill Sawford, en naast de baan in aanraking kwam met een broodjesverkoper die daar illegaal stond met zijn kraam. Beide coureurs kwamen om het leven, en ondanks dat er veel kritiek kwam op de Belgische Motorrijders Bond (BMB) voor het nalaten van veiligheidscontroles kwam er geen vervolgactie.
Ook in dat jaar was er een fataal ongeluk in Assen. Peter Ferbrache, de winnaar van de 350cc en 500cc in Karlskoga (Zweden) en Ruissalo (Finland), ging in Assen onderuit en bezweek later aan zijn hoofdverwondingen. Let wel, dit is nog steeds de periode dat men met Cromwell "potjes" reed, eigenlijk voornamelijk van geperst kurk, die weinig tot niets van de klap opvingen.

Ook had men leren pakken die strak om het lichaam zaten, zonder enige vorm van absorptiemateriaal. Slechts dubbel leer op elleboog, knie en schouder was de protectie waar de rijders het mee moesten doen.
Een ander merkwaardig ongeval dat jaar vond plaats op de Solitudering bij Stuttgart.

De motorrace werd voorafgegaan door een Formule 2 race voor auto's waarbij veel crashes plaatsvonden. Dit zorgde ervoor dat er het nodige zand en grind op de baan lag toen de motoren van start gingen.
Bob Brown was op zijn 250cc Honda op dat moment de best geplaatste privé‑rijder.

Hij gleed door al dat zand en grind in de beruchte "zandbakbocht" onderuit en overleed die avond in het ziekenhuis aan zijn hoofdletsels.
De hedendaagse coureurs hebben veel meer veiligheidsmaatregelen en protectie dan hun voorgangers. Niet in de laatste plaats door de nooit aflatende kritiek op onveilige circuits, al was dit vaak tegen dovemans oren gezegd. Op dit gebied waren de rijders van het Continental Circus echte pioniers.
(Wordt vervolgd)
Hans Baartman
Naar boven - Terug naar vorige pagina - Home |