Continental Circus - deel 2: Na WO II
Door het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog kwam het Continental Circus tot stilstand, maar in de vroege 50‑er jaren werd de draad weer opgepakt. Het waren vooral de Britse en Commonwealth privé-rijders die deel uitmaakten van het Continental Circus.
In deze jaren lag het ongeluk, al dan niet fataal, op de loer. De meeste circuits waren naar hedendaagse maatstaven ronduit dodelijk, en ambulances en hulpverleners moesten vaak meerdere keren in actie komen.
Circuits bestonden vaak uit openbare wegen, omgeven door huizen en stenen muurtjes en met een oneffen wegdek met gladde delen. Maar liefst 34 rijders hebben in het tijdperk tot 1960 het leven gelaten tijdens races.
De rijders leefden in die tijd als ware nomaden tijdens al deze races verspreid over Europa, en een kapotte machine hield vaak in dat er een deuk kwam in hun inkomen. De rijders waren afhankelijk van startgeld om een inkomen te vergaren. De hoogte hiervan werd vaak bepaald door hun reputatie en bekendheid bij het publiek.
Daarnaast speelde de motorindustrie en grote rol. Zo kon een bekende en succesvolle rijder een vergoeding krijgen tot wel ₤ 200 voor het gebruiken van een bepaald merk olie, met daarbij ook nog gratis olie en brandstof. Andere neveninkomsten kwamen van de banden- en remmenproducenten en vergelijkbare toeleveranciers.
Ook leverden reclames op de bus of vrachtwagen wat extra geld op. Echter, geld van buiten de motorbranche was er niet. Vandaar dat sommige coureurs creatief omgingen bij het benaderen van organisatoren, door hun successen te vermelden op hun briefpapier om zo meer geld los te praten.
Ook waren er grote verschillen tussen de diverse circuits. Met name de Duitse organisatoren betaalden aanzienlijk betere start‑ en prijzengelden, en gaven ook extra cadeaus zoals horloges, camera's, radio's, et cetera.
Dit stond in schril contrast met de GP-organisaties. Deze gingen er van uit dat men wel moest rijden om wereldkampioen te worden, en achtten daarom een goede honorering niet noodzakelijk.
De rijders waren niet alleen zelf verantwoordelijk voor het onderhoud van hun machines, maar moesten ook zelf als chauffeur hun eigen transport verzorgen. Vaak moesten ook hun partners bijspringen als pit crew, verzorgers en assistent-chauffeurs.
Het transport zelf was ook geen sinecure. Machines moesten een carnet hebben, en bij elke grens moesten ze in- en uitgeklaard worden. Sommige landen eisten ook nog eens visums om het land in te mogen, wat vaak voor lang oponthoud zorgde. Het vergde vaak ook het nodige geduld en tact van de rijders en begeleiders. Soms kreeg men alleen een visum als een uitnodiging van de raceorganisator kon worden overlegd. In een tijd zonder mobieltjes en e‑mail was het door deze administratieve rompslomp dus beslist geen makkelijke opgave om alles op papier te regelen.
Voor transport werd ook vaak gebruik gemaakt van ex‑leger drietonners. Weliswaar boden die ook ruimte om te slapen, maar als nadeel hadden ze een heel lage kruissnelheid. Dit betekende dus ook lange reistijden om van het ene naar het andere circuit te komen.
Naast al het geregel was het rijden wel het makkelijkste deel van het leven van een coureur in die tijd. De circuits varieerden enorm in lay-out en lengte. Zo waren er de GP-circuits van Assen, Francorchamps, Hockenheim, Nürburgring en Bremgarten, maar daarnaast ook circuits die gevormd werden door openbare wegen af te sluiten, zoals Floreffe, Mettet, Gedinne, St. Wendel, Salzburg, Hedemora, enzovoorts.
In de vroege 50‑er jaren werden de races in Mettet en Floreffe in april vaak gebruikt als test voor het komende seizoen. Grote namen die daar wonnen waren onder andere Les Graham, Reg Armstrong, Geoff Duke en Bill Lomas.
Het waren echter niet de meest veilige banen, met lange rechte stukken en verraderlijke bochten dwars door dorpen en bossen. In 1956 werd racen in Floreffe dan ook verboden nadat Fergus Anderson daar dodelijk verongelukte.
Mettet en andere banen zoals Tubbergen, Chimay, Gedinne, Zandvoort, Schotten en Solitude zouden tot de 70-er jaren doorgaan met het houden van motorraces.
Wordt vervolgd
Hans Baartman
Naar boven - Terug naar vorige pagina - Home |