Beter goed gejat, dan slecht verzonnen
In de 30-er jaren maakte DKW in Zschopau (Duitsland) de 125 RT. RT stond voor Reichstype ofwel Nationaal Model.
De motor was een resultaat van het pionieren met de tweetakt spoelpoorten en verbrandingskamer. Een concept dat later door veel 2-takt fabrikanten werd gekopieerd.
Alles ging goed, tot de tweede wereldoorlog kwam en Duitsland in Oost en West werd verdeeld.
In de naoorlogse jaren werd de productie in de DDR voortgezet onder de naam IFA en later vanaf 1956 als MZ. De laatste paste het tweetakt concept ook toe op hun succesvolle racers, wat later weer door Suzuki werd gekopieerd. Maar dat is weer een ander verhaal.
In de 50-er jaren lag de DKW-fabriek Zschopau in de door de Sovjets bezette zone, totdat deze in 1956 werd overhandigd aan de Oost‑Duitse regering. Daarna werd de naam gewijzigd in MZ (Motorradwerk Zschopau).
Intussen had DKW in Ingolstadt (West-Duitsland) zich gereorganiseerd en begon men met de productie van de RT 125W (W staat hier voor West). Hierna volgden nog diverse varianten met grotere motorinhoud, maar het basisontwerp bleef vrijwel gelijk.
In het strijdgewoel van de Tweede Wereldoorlog vielen ook diverse patenten en technische tekeningen in handen van de geallieerden.
Allereerst waren daar de Amerikanen. Zij namen de techniek mee naar de Verenigde Staten, waar Harley-Davidson in 1948 een motorproductie startte met als krachtbron een nagemaakte 125cc DKW-motor, maar nu met linkse schakeling voor de 3-versnellingsbak en het rempedaal rechts.
De roepnaam van de lichte Harley's was de Hummer, vernoemd naar een Harley dealer in Omaha, Nebraska. Deze was echt basic te noemen en werd verkocht met magneetontsteking en zonder elektrische claxon, remlicht of knipperlichten. Later volgden nog types met meer inhoud (165cc) en in 1953 een geveerde voorvork. In 1960 kwam er ook nog een versie uit met zowel voor- als achtervering, genaamd de Super 10.
Maar het waren niet alleen de Amerikanen die aan de haal gingen met het DKW-ontwerp. Ook de Engelsen wisten beslag te leggen op tekeningen uit de DKW-fabriek.
Zodoende startte de BSA fabriek in 1948 met de Bantam. Deze 125cc met rechtse voetschakeling was eerst zonder achtervering en werd later opgevolgd door een type met plunjervering achter.
Een van de grootste afnemers van deze BSA was de Engelse post die deze goedkope en wendbare motorfiets massaal gebruikte in de welbekende kleur rood.
Latere modellen kregen een grotere cilinderinhoud. Eerst 150cc en later 175cc. Het laatste model van de 175cc serie verliet in 1971 de BSA-fabriek.
Maar het waren niet alleen de winnaars van de 2e Wereldoorlog die gebruik maakten van het DKW-concept.
In de 50-er jaren besloot Nippon Gakki in Japan, na naam te hebben gemaakt als fabrikant van muziekinstrumenten, ook motorfietsen te gaan maken.
Door het zogenaamde "reverse engineering" kopieerden ze de RT 125. In 1955 startte men als de Yamaha Motor Company en brachten zij de YA-1 op de markt.
Deze 3 versnellingsmotor was in productie tot 1958 en had de bijnaam Red Dragonfly, omdat hij was uitgerust met een roodbruine tank.
Zoals eerder gezegd, kwamen ook de Russen in het bezit van de DKW‑techniek. In Moskou begon net na de oorlog de productie van de 125cc M 1A. In 1951 werd de productie op bevel van het Ministerie vanIndustrie verplaatst naar Minsk waar de fabriek werd opgericht met de naam MMVZ (Moskou naar Minsk Motorfiets en Fiets). Het type werd toen ook wel M1NSK genoemd.
Als laatste vermeld ik nog dat ook het Zweedse merk Monark een DKW‑kloon heeft geproduceerd. In 1949 was dit een 125cc model genaamd M70. Maar de oplage is vrij beperkt gebleven, mede doordat Zweden niet echt een motorland was.
Tot zover de DKW 125 en zijn nazaten. Je ziet dus dat het namaken en/of jatten van ideeën niet alleen van deze tijd is en dat kopiëren van een concept voor sommige fabrieken best succesvol was.
Hans Baartman
Naar boven - Terug naar vorige pagina - Home |