Postchequedienst enveloppen
Geschiedenis van het postaal betalingsverkeer in Nederland
Het post- en geldverkeer zijn door de eeuwen heen nauw verbonden geweest. Toen steeds meer mensen de lees- en schrijfkunst beheersten nam het briefverkeer toe. Een steeds verfijnder netwerk van postkantoren zorgde voor een goede afhandeling van al dat briefverkeer. Maar mensen kregen meer en meer behoeften om familie, kennissen en later zakenrelaties geld te sturen. Daarvoor was het landelijk dekkend netwerk van de Posterijen beter uitgerust dan het netwerk van de banken, zodat het niet vreemd was dat deze dienst bij de Posterijen terecht kwam.
In navolging van ons omringende landen startte de Nederlandse postdienst met postwissels. Met de "Algemeene Instructie" in 1810 werden de "assignaties" ingevoerd. De verzender moest een postwisselformulier (laten) invullen op het postkantoor. 5 Procent van het over te maken bedrag moest als recht aan de Posterijen worden afgedragen. Vervolgens werd door de Posterijen het bedrag in aparte verpakkingen (articles coté's) vervoerd, maar de afzender moest zelf het postwisselformulier opsturen. Met dit formulier kon dan het bedrag bij het postkantoor geïnd worden, tegen betaling van het zegelrecht.
Een postwisselformulier ofwel "assignatie"
In de Postwet 1870 die per 1 januari 1871 in werking trad, werd het postwisselrecht vastgesteld op 5 cent per postwissel tot 12.50 gulden. Per 12.50 gulden meer moest 5 cent extra betaald worden.
Door de uitgifte van postwissels aan toonder, postal notes, in Engeland, ontstond ook in ons land de discussie of die ook hier ingevoerd moesten gaan worden. Vooral toen ook Frankrijk vergelijkbare "bons de poste" invoerde. Er werd voor gekozen om het over te maken bedrag te verantwoorden (te betalen) met postzegels. Als er gebruik gemaakt zou worden van gewone postzegels zou niet meer na te gaan zijn hoeveel er gebruikt werden voor verzending van brieven, en hoeveel voor postbewijzen. Er moesten dus nieuwe zegels komen: postbewijszegels. Na een korte discussie of het 6 of 7 zegels moesten worden, werd uiteindelijk gekozen voor 7 postbewijszegels met de waarden 1, 1½, 2, 3, 4, 5 en 10 gulden. Met drie van deze zegels was elk bedrag tussen 1 en 19 gulden, afgerond op 50 cent, over te maken.
De hele serie Postbewijszegels
Je kocht een formulier en de benodigde zegels. Het rechterdeel werd afgestempeld. Het linkerdeel werd opgestuurd naar de begunstigde die hiermee naar het postkantoor ging en het geld incasseerde. Dit systeem heeft tot 1900 gefunctioneerd. Voordeel ten opzichte van voorgaande wijze van geld zenden was dat er bij een postbewijs geen baar geld van ene naar andere kantoor verstuurd hoefde te worden.
Postbewijs
De oprichting van de Nederlandse Rijkspostspaarbank vond in 1881 plaats. De bank viel onder de verantwoordelijkheid van het Ministerie van Waterstaat, Handel en Nijverheid. Transacties waren mogelijk op ieder postkantoor in het Koninkrijk der Nederlanden. De eerste directeur was Arnold Kerdijk, een progressieve liberaal die in de algemene spaarbank een mogelijkheid zag tot verheffing van de arbeiders.
Het succes van de Rijkspostspaarbank was groot. Hieraan heeft met name de opvolger van Kerdijk, Armand Sassen, een belangrijke bijdrage geleverd. In de vijftig jaar na de oprichting groeide het aantal spaarrekeningen tot zo'n 2.2 miljoen in 1931, op een bevolkingsaantal van net geen 8 miljoen.
Naamgeving van de Nederlandse postbanken door de jaren heen
De Postcheque- en Girodienst speelde een belangrijke rol binnen de ontwikkeling van het betalingsverkeer. Opgericht in 1918 werd in 1923 een grote mechaniseringsoperatie opgezet. Doel hiervan was om de administratie van girorekeningen te centraliseren en met ponskaarten te mechaniseren. Dit project verliep met grote problemen. Na ingrijpen door minister van Waterstaat van Swaaij werd de PCGD zelfs gedwongen om een jaar de deuren te sluiten. Pas in september 1924 werd de PCGD weer geopend.
Postcheque envelop 1952 zonder reclame. Let op het rekeningnummer achter de naam.
Het oorspronkelijke concept van de giro is een sociaal betaalsysteem waarin "iedereen" een rekening heeft, en men elkaar betaalt in de vorm van een overmaking tussen twee rekeningen.
Door effectief gebruik van het netwerk van de posterijen en intensieve automatisering, was het in de jaren zeventig mogelijk om via de girodienst in twee dagen te betalen.
Postcheque envelop 1923 met reclame. Ook hier het rekeningnummer achter de naam.
Het principe was dat de betaler via de betaaldienst betaalde, en niet middels een cheque aan de ontvanger/leverancier. In het geval van een cheque incasseerde de ontvanger deze, en nam daarmee geld op van de rekening van de betaler. Dit zorgde voor veel fraudemogelijkheden (waartegen legale beschermingsmethoden tegen falsificatie van cheques nodig waren), die er niet zijn als de betaler de instructie tot betaling direct aan zijn (vertrouwde en betrouwbare) betaaldienst geeft, of stuurt in (portvrije) enveloppen.
Voorbeelden van portvrije postgiro enveloppen:
Postcheque in België.....
De instelling werd opgericht bij de wet van 28 december 1912 (de begrotingswet voor het jaar 1913, waarin alleen de oprichting van een postdienst der lopende rekeningen, checks en overdrachten vermeld wordt) en het koninklijk besluit van 23 februari 1913. De benamingen varieerden. Vanaf 1913 werd Dienst der Postcheques en Overschrijvingen gebruikt. Na de Tweede Wereldoorlog was Bestuur der Postchecks (in het Frans Office des Chèques Postaux) gebruikelijk. Rond 1990 werd de naam Postcheque ingevoerd. In financiële kringen had men het over de Financiële Post en werd de afkorting BCH gebruikt.
in Duitsland.....
Met de invoering van de postcheque op 1 januari 1909 namen 13 Postscheckämter (PSchA) deel aan de landelijke organisatie: Berlijn, Wroclaw, Danzig, Frankfurt am Main, Hamburg, Hannover, Karlsruhe (Baden), Keulen, Leipzig, München, Neurenberg, Ludwigshafen (Rijn) en Stuttgart. Op 1 april 1916 trad Königsberg (Pruisen) toe. Als vervanging voor het postcheque kantoor van de vrije stad Danzig werd er op 1 oktober 1919 een in Szczecin geopend.
Vanwege het grote aantal transacties in 1920 sloten de Postscheckämter Essen, Erfurt en Dresden zich aan, en in 1921 volgden Magdeburg en Dortmund. Na de Saar-peiling in 1935 volgde eindelijk Saarbrücken. In 1938, bij de samenwerking tussen Hitler Duitsland en Oostenrijk, trad het Postscheckamt Wenen toe. Tijdens de Tweede Wereldoorlog werden de Postscheckämter Aussig, Danzig, Luxemburg en Straatsburg (Elzas) opgenomen.
in Zwitserland.....
Rond 1900 waren de private en kantonnale banken niet langer in staat om de Zwitserse economie voldoende cash te bieden. Om deze reden dienden de Nationale Raad van Bazel en kolonel Carl Koechlin samen met vijf medeondertekenaars een motie in. Zij legden daarmee de basis voor de invoering van een postcheque- en giroservice. Voor de verwerking van betalingstransacties was het dichte postkantoren-netwerk prima geschikt. Het bevatte op dat moment al meer dan 3000 toegangspunten in heel Zwitserland. Carl Koechlin opende in 1906 het eerste postcheque-account bij het Postcheckamt Basel.
Carl Koechlin
en in Frankrijk
Daarnaast kreeg ook Frankrijk een postchequedienst. Daar worden zelfs nu nog veel transacties met een postcheque betaald.
De postchequediensten maken een integraal deel van de posterijen uit. Interne regels en overeenkomsten van de postdienst waren dan ook van toepassing op deze dienst, zoals het portvrij versturen van post: veelal rekeningoverzichten na transacties.
Voor zover mij bekend was en is het, behalve in Nederland, mogelijk om betaalde reclame op de enveloppen van de postchequedienst te laten plaatsen. De soms fraaie reclames laten delen van een onderwerp zien die je niet op ander filatelistisch materiaal tegenkomt. Dit maakt deze enveloppen voor thematische verzamelaars zoals wij interessant.
Hieronder voorbeelden van dergelijke publicitaire uitingen:
België: postcheque-envelop 1923 met reclame voor FN.
Ingesloten was nog het
rekeningafschrift na een betaling van 60.50 BFr.
België: postcheque-envelop 1933 met reclame voor FN vrachtauto's, hetzelfde FN dat ook motoren bouwde.
België: postcheque-envelop 1953 met andere reclame voor FN.
België: postcheque-envelop 1934 met niet alleen reclame op de achterzijde van de envelop (Bosch)
maar ook op de voorzijde (Peint – Neuf).
Duitsland: postcheque-envelop (zie Stempel PSchA: PostScheckAmt) met reclame
op de achterzijde voor Valvoline producten.
Duitsland: postcheque-envelop (zie Stempel PSchA: PostScheckAmt) met reclame op de voorzijde voor
auto-motor-fiets banden. Fraaie
dubbeldruk op achterzijde van voorgaande envelop.
Frankrijk: postcheque-envelop met reclame op de achterzijde voor
Purarjan, een poetsmiddel voor chroom.
Frankrijk: Vier verschillende postcheque-enveloppen met reclame op de achterzijde voor Le Motorist.
Bij de laatste behalve de voor- en achterkant van de envelop ook een reçu van de overboeking en het rekeningoverzicht na transactie. Zowel reçu als overzicht zaten nog in envelop.
Advertentie voor Le Motorist in motorblad. Dit was een grote winkel in de Parijse Avenue de Ternes, nr 41,
waar veel artikelen voor buitensporten te koop waren.
Moderne Postcheque-enveloppen met reclame:
Als je ervoor kiest om eens tentoon te gaan stellen met (een deel van) je verzameling horen de postcheque-enveloppen er zeker bij. Ze worden gerekend bij het filatelistische element portvrijdom.
Nico Helling
Naar boven - Terug naar vorige pagina - Home |